
In een tweekamerappartement in Dronten zit Albert Vis (94) opgewekt in zijn relaxfauteuil bij het raam. Het is niet groot, maar groot genoeg vindt hij zelf. In zijn slaapkamer staat een hometrainer. Iedere dag maakt hij nog een ommetje of een rondje op zijn elektrische scooter. Behalve als het regent. Daar heeft hij een hekel aan. In zijn leven verstaat hij de kunst om er altijd net iets meer uit te halen dan een ander. Hij regelde het allemaal goed voor zichzelf. Ook nu hij niets meer hoeft, geniet hij van de tijd die hij nog heeft. Hij kan goed alleen zijn, ook als kind al. Ondanks dat zijn geheugen hem soms in de steek laat, weet hij over vroeger nog alles te vertellen.

Boerderij
“Ik ben geboren in Luinjeberd, vlakbij Heerenveen in Friesland. Ik herinner me de boerderij, naast die van de herenboer waar mijn vader voor werkte, nog goed. De lange gang met een waterpomp waar je je ook moest wassen. In die lange gang mochten mijn broer, mijn zus en ik knikkeren. Die knikkers raakten altijd zoek in de spleet onder de plinten. Ik speelde veel met de dochter van de herenboer, totdat niet meer mocht. Ik was tenslotte maar een arbeiderszoon. Later verhuisden we naar Rauwerd. Met al dat water in de buurt was ook de winter een leuke periode. We liepen allemaal op klompen in die tijd, dus als je door het ijs zakte had je meteen natte voeten. Dus vroeg ik aan Sinterklaas een paar rubberen laarzen. Van die simpele weet je wel. Geen van de andere kinderen had ze; ik was er maar wat trots op. Op woensdag kwam bij ons de kruidenier nog aan de deur. Hij kreeg dan een briefje mee met de boodschappen die hij dan op vrijdag weer kwam brengen. Dan kregen we ook een handvol pinda’s. Die we dan eerst telden en eerlijk onderling moesten verdelen. Was er een over dan zei mijn moeder ‘oh, die is van mij’. Achter ons woonde een jongen die lustte die pinda’s niet, dus regelde ik dat ik ze kreeg. Zo slim was ik wel.”
Timmerman
“Toen ik 17 was kreeg ik een baantje bij een scheepbouwer. Daar kon ik als timmerman aan de slag. Baantjes lagen in die tijd niet voor het oprapen; je was al blij als je werk had. En het was vaak seizoenswerk, dus hield ik mijn ogen open voor wat anders. In de krant zag ik een advertentie voor leerling timmerman. Ik er naar toe, en die man vroeg wat ik wilde verdienen. Je had toen nog een werkweek van 48 uur, dus ik zei: ‘Een dubbeltje per uur.’ Die man was verbaasd en vroeg ‘ben jij zo’n goeie dan?’ Uiteindelijk zijn we het eens geworden over vier gulden per week. Dat was heel wat hoor. Mijn zus kreeg 2,50 gulden per week als huishoudelijke hulp. Ik zat om half 7 ’s ochtends op de fiets en kwam 12 uur later weer thuis. Dat geld moest ik thuis afstaan. Mijn moeder gaf me 50 cent zakgeld. Een deel ging naar het huishouden en het andere deel ging in een spaarpot. We hadden alle drie een eigen potje. Als we nieuwe kleren nodig hadden dan werd dat betaald uit die spaarpot. Mijn moeder hield alles op de halve cent nauwkeurig bij. ‘Wil je goede vrienden blijven, dan moet je rekenen als vijanden’, zei ze altijd.”
Extra’s
“We maakten zeilboten, de grote BM’er. In de winter was er genoeg te doen, maar in de zomer lagen de boten in het water en had mijn baas te weinig werk voor mij. Ik vond al snel weer ander werk en moest de houtkrullen die onder de machine in de timmerfabriek lagen in grote zakken naar de bakker brengen. Die stookte er de oven mee. Het was toen allemaal bittere armoe, hè. Er konden 10 zakken op een kar. Zonder dat de baas het wist, smokkelde ik er altijd twee extra mee. Ik kreeg 5 cent per zak, dus 10 cent extra, soms had ik twee karren dus dan had je 20 cent extra. Kon ik mooi een biertje pikken. In de oorlog werd ik tewerkgesteld in Duitsland, bij Swinemünde, om weer op een scheepswerf te werken. Je had geen keus, je werd verplicht om te gaan. Maar dat maakte mij niets uit. Je had werk en je verdiende er veel meer. We sliepen in een groot barakkenkamp met z’n 12-en op een kamer, tien Friezen en twee Amsterdammers. Op maandag en donderdag kreeg je een brood. De omstandigheden waren slecht hoor.”
Liefdes
“Onderling ruilden we spullen met elkaar. Een pakje sigaretten kostte 15 Mark, mensen deden er een moord voor. Ik rookte niet, dus ruilde ik mijn sigaretten tegen brood, beleg, boter of iets anders. Via die Amsterdammers ontmoette ik Elisabeth, die als kamermeisje werkte in een hotel waar de hogere officieren kwamen slapen. Zij regelde van alles voor ons: eten, noem maar op. Zelfs bioscoopkaartjes, daar konden we al helemaal niet aan komen. We gingen naar een film waarin de actrice in haar blootje zwom, dat was toen heel bijzonder hoor. Elisabeth was getrouwd en ik had ook nog een meisje in Grou. Aukje heette ze, echt een leuke meid. Drie jaar lang schreef ze mij iedere week trouw een brief, terwijl ik haar besodemieterde. Toen we terug naar huis mochten, regelde mijn Amsterdamse vriendin dat de Engelsen ons naar de grens brachten. Anders waren we nooit levend thuis gekomen. Dat ik een ander had kwam uit toen ik met haar thuis kwam. Mijn verkering met Aukje was toen meteen voorbij. Elisabeth wilde naar Amsterdam, maar niemand kon die stad toen nog in. Uiteindelijk heeft ze na een paar dagen de boot vanuit Lemmer genomen.”
Van Friesland naar Gelderland
“Vlak na de oorlog was er weinig werk. Ik kon mijn vader helpen op de boerderij waar hij werkte. Aardappels vervoeren en turf steken. Toen hoorde ik dat ze in Zetten timmerlieden zochten. Ik wist niet eens waar dat lag. Op maandagochtend moest ik me samen met mijn maat in Sneek melden. Van daaruit ging er een speciale bus naar Zetten. We hadden natuurlijk geen huis dus kwamen we met z’n allen bij de Heldringstiching terecht. Hier hebben een heleboel ‘stoute’ meisjes gezeten (jonge, zwangere meisjes red.). Ik ontmoette er de vrouw waar ik later mee getrouwd ben. Zij werkte in de keuken en ik heb haar toen gevraagd een rondje te wandelen. Ik heb haar die avond drie kusjes gegeven. Later gaven we elkaar iedere avond die drie kusjes, voordat we gingen slapen. Vrij snel na onze eerste ontmoeting zijn we getrouwd want Margriet, onze dochter, was onderweg. We kregen een noodwoning toegewezen. In deze tijd zou je het een mooi vakantiehuisje noemen. We hadden een dak boven ons hoofd en dat was het belangrijkste.”
“Daarna kregen we nog twee dochters. De periode waarin de kinderen nog thuis woonden, is voor mij de mooiste tijd uit mijn leven geweest. Ik weet nog goed hoe de meisjes ’s avonds in hun pyjama en gewassen haren op mijn wachten tot ik thuis kwam van mijn werk. Later toen de kinderen al groter waren, woonden we in Vlissingen. In de jaren ’70, werkte ik bij Fokker in Dordrecht en woonde bij een hospita. Dan kwam ik op vrijdags thuis, mijn dochter Saakje was net jarig geweest en ze stond mij bij de bushalte met zes meiden op te wachten. Ik denk nog graag aan terug aan die tijd. Maar uiteindelijk wilde ik toch terug naar Friesland. Ik kreeg een baan als onderhoudstimmerman in Franeker, mooi binnenwerk en ik was weer terug op mijn geboortegrond.”
Wow, je ziet het gewoon allemaal voor je! Mooi verhaal Clas! X
Oostergracht 13-15 Postbus 312 3760 AH Soest Tel (030) 225 26 64 http://www.pootentieel.nl
Volg ons op: [Facebook]
LikeLike
Prachtig verhaal, het heden en (relatief korte) verleden ligt mijlenver uit elkaar…dat blijkt weer uit dit verhaal. Wat een nuchtere en toch flinke man. Ik zat er helemaal in en zag het voor me…
LikeLike