Afwassen op de keukentafel

De boerderij in Oudehaske ruilde Martje Bakker (82) bijna 30 jaar geleden in voor een vrijstaand huis in Joure. Ze heeft het er samen met haar man prima naar haar zin. Voordat ze het huis kochten, fietsten ze er vaak langs. De buitenkant trok haar niet zo, maar eenmaal binnen voelde ze zich meteen thuis. Martje zit in een lekkere fauteuil, koffie en koekjes op tafel, het is meteen gezellig. Zo moet het vroeger ook geweest zijn, toen iedereen uit de buurt rond koffietijd bij haar aan de keukentafel zat. Of het nou de veearts, de huisarts of de kruidenier was, iedereen wist de boerderij te vinden. Zo was het ook al toen haar vader de boerderij nog runde. Het zijn vooral deze herinneringen die ze nog altijd koestert en die er in haar leven zeker uitspringen.

Boerderij
“De oorlog brak net uit, toen ik geboren werd. Daar weet ik ook niet veel meer van. Wel dat we nooit honger hadden, op de boerderij was genoeg te eten. Wat ik mij ook herinner is dat aan het einde van de oorlog de Duitsers met tanks op ons erf kwamen om te koken. Ze haalden de konijnen uit het hok en namen het paard mee. De konijnen zijn opgegeten en het paard hebben we later teruggevonden. Zijn benen waren aan elkaar geknoopt en het dier was doodgebloed. Onze boerderij in Oudehaske was 24 hectare groot. In de zomer hadden we 28 melkkoeien in de wei en in de winter 24 in de stal. Vier werden er elk jaar vetgemest en verkocht. Verder hadden we trekpaarden, schapen, een paar varkens voor de verkoop en kippen voor eigen gebruik. We leefden vooral in keuken, daar gebeurde het allemaal. Als er op zondag visite kwam ging je de kamer zitten. Mijn vader had last van bronchitis en kon ‘s winters niet veel. Zodra het hooi droog was, kreeg hij last van zijn longen door het stof. Ik werkte daarom vanaf mijn tiende al mee. In die tijd kon je makkelijk aan personeel komen, mijn vader had overal wel een mannetje voor. Mijn moeder was geen echte boerin. Ze was vooral goed in het huishouden. Ze had een morgenmeisje en een naaister.” 

Jonge jaren
“Mijn twee zussen en ik gingen in Haskerhorne naar school. Dan liepen we door een bos waar ook zwervers woonden. Daar was je als kind best bang voor. Ze kwamen wel eens aan de deur, speelden een liedje op de accordeon in ruil voor geld. De eerste drie jaar had ik een juf. Ze was altijd zo lief en zo mooi gekleed, maar aan het eind van de derde klas nam ze na het schoolreisje afscheid. We kwamen allemaal huilend de bus uit. Ze trouwde met een Duitser, dat vonden de mensen niet zo mooi. Na school ging de gebreide jurk of rok meteen uit en ging ik aan het werk. ’s Avonds moest ik met mijn zus de koeien melken. Mijn vader deed de helft, en wij de andere. Ik vond er niks aan, maar je had niks in te brengen. ‘s Zomers liepen we de avondvierdaagse, dan stond moeder na het melken klaar met eten. Daarna moesten we onze voeten wassen en gingen ze in de strooipoeder. Met schone sokken en schoenen aan gingen we op de fiets naar Joure. Schoenen droegen we alleen als er iets bijzonders was, of als we naar de zondagsschool gingen. Dan had je ook mooie kousen aan. Alle kinderen liepen op klompen naar school. Je had een speciaal vakje waar je ze in kon zetten; op school liepen we op sokken. Die waren nogal eens nat, omdat we niet goed over de slootjes sprongen of wanneer het land drassig was. Later kregen we rubberlaarzen.”

Naaien
“Mijn moeder wilde het liefst dat ik na de lagere school naar de ULO ging, maar daar had ik helemaal geen zin in. Ik wilde graag met mijn handen werken en mijn vriendinnen gingen ook allemaal naar de huishoudschool in Heerenveen. Je leerde er koken en naaien. Voor naailes hadden we een trap- en een handmachine. Je moest eerst de machine leren beheersen. Dus kreeg je een papiertje en moest je recht over het lijntje heen stikken. Als je dat kon kreeg je een lapje en moest je een zoompje naaien. Was best moeilijk hoor. Na de huishoudschool deed ik de tweejarige opleiding voor thuisnaaister in één jaar. Maar veel heb ik daar niet mee gedaan. Mijn vader kon steeds minder en ik was zowel de hulp van mijn moeder als van mijn vader. Naaien is altijd meer een hobby gebleven.”

Leerschool
“In mijn vrije tijd ging ik graag uit in Joure, Heerenveen of Huis ter Heide. Daar kwam iedereen uit de buurt bij elkaar. Maar mijn vader was streng, dus we moesten om 21.00 uur binnen zijn. En als je te laat kwam trok hij die tijd er de volgende keer weer vanaf. Omdat mijn vader steeds minder kon, ging ik iedere twee weken op pad om het melkgeld op te halen. Bij het dorpscafé lagen de enveloppen klaar, en een aantal boeren stond voor de bank om het geld te geven. Mijn vader wist dat hij niet oud zou worden en wilde mij alles leren om de boerderij zelfstandig te runnen. Op 52-jarige leeftijd overleed hij, ik was toen 20 en nam als vanzelfsprekend de boerderij over. Ik was nooit van plan om met een boer te trouwen. Mijn tante trouwde een architect en had een prachtig mooi huis. Dat leek mij ook wel wat. Maar toch werd ik verliefd op een boerenzoon, mijn buurjongen. Hij had twee broers, dus hém konden ze wel missen. We trouwden en gingen samen verder op onze boerderij. Mijn moeder en zussen verhuisden naar Heerenveen. Ik vond het heerlijk dat ik niet meer alleen verantwoordelijk was voor de boerderij. We knapten de woon- en slaapkamer wat op, niks luxe hoor. We hebben het nog jarenlang zonder aanrechtblad gedaan. Afwassen deed je op de keukentafel. Maar we gebruikten de woonkamer wel om te zitten. We kregen twee dochters maar niet veel later sloeg het noodlot toe.” 

Verlies
“Onze jongste dochter was vijf en stond voor ons huis te wachten op de bus om naar de kleuterschool te gaan. Ze maakte nog een praatje met de man die de melkbussen ophaalde. Plotseling kwam ze achter de melkauto vandaan, we hoorden nog toet…toet. Maar het was al te laat: ze werd geschept en was op slag dood. Dat was zó ingrijpend, maar de boerderij draaide door. ’s Avonds werden de koeien gewoon weer gemolken. We hebben wel heel veel steun gehad aan de buurt en de familie. In die tijd kwam de huisarts ook af en toe langs, om te vragen hoe het ging. Voor onze oudste dochter was het ook heel erg verdrietig. Er woonden niet veel kinderen in de buurt, dus zij speelde eigenlijk altijd met haar zusje. We hebben haar toen een pony gegeven, dan had ze iets om voor te zorgen. En het mooie was dat door die pony ook meer kinderen naar haar toe kwamen. Toch heeft het verdriet mijn man en mij ook dichter bij elkaar gebracht. We waren er voor elkaar en vingen elkaar op als dat nodig was.”

“We hebben ons altijd goed gered. Maar op een gegeven moment werd het werk op de boerderij voor mij te zwaar. Onze oudste dochter werd laborante en trouwde geen boer, dus kwam er geen opvolger. Toen ik allerlei vage lichamelijke klachten kreeg, zei de huisarts op een dag: “als je nog wat van je leven wilt maken, dan moet je ermee ophouden”. Dat was nogal wat. We hebben er samen veel over gepraat en uiteindelijk besloten de boerderij te verkopen. In 1994 zijn we verhuisd naar Joure. We hebben iedereen geleerd achterom te komen, net als vroeger op de boerderij. Maar ik ga er niet graag naar terug. Ik had alles netjes en nu zit er een paardenhouderij in, en is het er een grote bende. We hebben het hier goed naar ons zin, ik heb denk ik daarom ook nooit heimwee heb gehad. Onze kleindochter zei laatst: “ik wil hier wel wonen, beppe”. Dus of we in dit huis echt oud worden is nog maar helemaal de vraag.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: