Ze is niet alle dagen meer even helder, vertelt haar zoon Roberto Wattimena als we contact hebben voor het maken van een afspraak. Ik wil het toch proberen, want ook de Molukse kant van ons koloniale verleden wil ik belichten. Jacoba Halussij is inmiddels 87 jaar en woont, dankzij de hulp van haar kinderen, nog zelfstandig. Haar huis, een rijtjeswoning uit de jaren ’70, is zo aangepast dat ze beneden kan slapen en geen trappen meer op en af hoeft. We zitten aan tafel, samen met haar zoon en dochter. Jacoba kijkt in eerste instantie nog even de kat uit de boom, maar als ze eenmaal aan het praten slaat is ze moeilijk te stoppen.
Gelijkgesteld
“Wat ik me goed herinner, is dat we in Meester Cornelis (Jakarta, Batavia) vlak bij een militaire kazerne aan de Kanonlaan woonden. Ik was de middelste in het gezin van 13 kinderen. Mijn vader werkte bij Jacobson van den Berg, een van de grotere handelshuizen in Nederlands-Indië. Mijn moeder werkte als griffier bij justitie. Mijn vader is in 1924 gelijkgesteld aan de Nederlanders waardoor ik een westerse, maar tegelijkertijd ook een religieuze, opvoeding gehad heb. Ik ging naar een Moluks-Ambonese school met de Bijbel, waar alleen kinderen van welgestelde ouders naartoe gingen. In de tijd van de Jappen heb ik in een nonnenklooster gezeten.”
Nieuwe toekomst
“Als jong meisje wilde ik dokter worden of rechter. Mijn ouders waren streng en waarschuwden mij dat ik geen verkering met een jongen mocht. Ze dreigden mij anders op te sluiten in het gesticht. Mijn ouders hadden het beste met me voor, maar de strenge opvoeding was ook zwaar. Op mijn 19e werd ik als ‘burgerverpleegster’ op de boot Goya naar Nederland gezet. Mijn moeder was van mening dat ik in Nederland meer kon bereiken dan in Batavia. Ik sprak goed Nederlands; samen met mijn drie broers ging ik een nieuwe toekomst in Nederland tegemoet.”
Verpleegster
“In Amsterdam kwam in een domineesgezin terecht. Via hen kon ik de verpleegstersopleiding in het Nederlands Hervormde Diaconessenziekenhuis aan de Overtoom 283 in Amsterdam doen. Mijn moeder had me nog gewaarschuwd dat ik goed op mezelf moest passen. Geen jongens, anders moest ik terug naar Jakarta. Die woorden had ik mezelf goed ingeprent; ik wilde onder geen beding terug naar huis. In Amsterdam haalde ik mijn ‘wit kruis’, dat hield in dat je opgeleid was voor A-verpleegkundige. Ik kreeg een baan in de (kraam-)kliniek van kamp Teuge, dat gebruikt werd als opvanglocatie voor honderden Molukkers.”
Ooievaartje
“Ik had ambitie en wilde heel graag mijn ‘kraam’ halen, een aantekening waarmee je als verloskundige aan het werk kon. Ik vervolgde mijn opleiding in het Julianaziekenhuis in Apeldoorn en behaalde het ‘ooievaartje’ en heb in de kliniek heel wat baby’s op de wereld gezet. Iedereen was erg blij met mijn komst, want de Molukkers in Teuge spraken vrijwel geen Nederlands. In die tijd waren zij nog in de veronderstelling dat ze uiteindelijk terug zouden keren naar hun eigen land. Ik trad op als tolk. Hier heb ik de fijnste jaren uit mijn leven beleefd, omdat ik de mensen echt kon helpen, zowel de artsen, de bewoners, de lokale overheid als de boerenbevolking. Als bijvoorbeeld de burgemeester iets met de Molukkers wilde bespreken, dan riep hij mijn hulp in om als tolk op te treden. Iedereen was blij met mij omdat ik de taal zo goed sprak, ze noemden mij zelfs ‘mevrouw dt’.”
Meisjesgek
“De man waar ik later mee zou trouwen, Abraham (Bram) Wattimena, woonde in het voormalig St. Joseph-klooster in Glanerbrug, een opvanglocatie vergelijkbaar met kamp Teuge. Hij woonde er met zijn ouders, was een zoon van militairen en had een totaal andere opvoeding gehad. Achteraf een wonder dat we het samen gered hebben, ondanks de grote verschillen. Dankzij mijn ouders kon ik een goede toekomst in Nederland opbouwen. Voor mijn man lag dat heel anders, daar kwam nog bij dat hij ‘meisjesgek’ was en zat continu achter andere vrouwen aan. Waar dat gedrag precies vandaan kwam weet ik niet; hij was een echte charmeur. Overigens is hij met zijn ouders in 1951 om andere redenen naar Nederland gekomen dan een toekomst op te bouwen, zoals ik.”
Trouw
“Ondanks dat ik veel verdriet heb gehad van zijn avontuurtjes bleef ik hem trouw. Ik kreeg dikwijls de vraag waarom ik hem niet liet gaan. Maar geen haar op mijn hoofd die daaraan dacht. Daar zouden onze negen kinderen echt onder geleden hebben en dat wilde ik nooit op mijn geweten hebben. Hij is uiteindelijk een aantal jaar geleden in mijn armen, in het ziekenhuis te Deventer, overleden.”
“Ik ben in mijn latere leven een aantal keren terug geweest naar de Molukken. Heel verdrietig vond ik dat, omdat ik heel veel herkende van wat mijn moeder mij ooit verteld had. Voor Molukkers is het dorp waar je familie vandaan komt je thuis. Toen ik daar was voelde dat ook zo. Ik zou heel graag nog eens gaan, maar ik vrees dat mijn gezondheid dat niet toelaat. Op papier ben ik Nederlander, maar de Molukken is en blijft mijn thuis.”
Hoi Claske,
Wat een mooi verhaal toch weer! Fascinerend! Ik ben gelopen week in Rozet geweest en de foto’s bekeken. Heb er foto’s van gemaakt.
Leuk hoor. Gr. José
Verstuurd vanaf mijn iPad
LikeLike
Ik kijk elke keer als ik in Rozet ben, blijft leuk om je moeder daar op de foto te zien.
LikeLike
Goed verhaal weer zeg! En mooie foto’s erbij, dat wordt weer een prachtig boek! 👌🏼
Verstuurd vanaf mijn iPhone
>
LikeGeliked door 1 persoon
Wat heb je weer mooi een levensverhaal vastgelegd. Prachtig om te lezen. Het is bijna of ik zelf bij haar in de kamer zit. Zo mooi beschreven.
LikeLike
Wat lief, dankjewel!
LikeLike
Weer een pracht verhaal.
Groet Chris
_________________________
Chris Pennarts Fotograaf Blokland 82 3417 MR Montfoort telnr _+31 653 309747 info@chrispennarts.nl http://www.chrispennarts.nl
>
LikeLike
Mooi verhaal weer clask, geniet er elke keer weer van!
LikeLike
Prachtig verhaal. Oprecht verteld. !!
LikeLike
Prachtig neergezet. Mijn lieve moeder. RIP 28 april 2020
LikeLike